Stel je eens voor. Je leeft in het jaar 1858 in een klein plaatsje in de bergen bij Lourdes. Je bent een meisje van 14 jaar en op een dag in februari ga je met je zusje en een vriendin hout sprokkelen.

Onderwerp van de week
Hopelijk was deze viering een start voor ons allen om stil te staan en te vieren wat we als Christenen samen geloven.
Het is dit jaar precies 1700 jaar geleden dat het eerste oecumenisch concilie in Nicea werd gehouden. Daar werd de geloofsbelijdenis geformuleerd die we wekelijks bidden.
Dat is wat alle christenen samen belijden. We mogen geloven in God, de Vader, de Zoon en de heilige Geest. We belijden en vieren dat Jezus verrezen is en zo de lichamelijke dood overwonnen heeft.
Door Jezus heeft de lichamelijke dood niet het laatste woord. Zo geeft Hij ons hoop op eeuwig leven. Als je in de Verrijzenis gelooft sta je op een bepaalde manier in het leven. Dood is niet dood. Als het leven hier stopt gaat het verder bij God.
Hoe dragen we als Christenen samen dit geloof uit in woord en daad. Daar mogen we ons over bezinnen en voor bidden.
De geloofsbelijdenis is zo’n grote kostbare schat, die ons met elkaar verbindt en uitnodigt tot samenwerken.
Ja, Ik geloof
Pastoor Paul Verbeek
Stel je eens voor. Je leeft in het jaar 1858 in een klein plaatsje in de bergen bij Lourdes. Je bent een meisje van 14 jaar en op een dag in februari ga je met je zusje en een vriendin hout sprokkelen.
“Wij hebben niets gevangen,” klaagden de apostelen (Lucas 5, 1-11). Maar Jezus zei: “Probeer het nog een keer.” Wij zullen onze koers dienen te verleggen, niet blijven vastzitten in de moedeloosheid, maar van wal durven steken en een nieuwe koers durven nemen.
Toen mijn opa op hoge leeftijd in het bejaardenhuis woonde, werd hem gevraagd wie hij nog graag zou willen ontmoeten. “Mijn achterkleinkinderen,” zei hij. En daarmee liet hij hoop zien en de wil om te blijven leven.